Handbaldier Sjors Röttger zag als militair gevaar, honger en plezier in Sudan

Handbaldier Sjors Röttger zag als militair gevaar, honger en plezier in Sudan

Sjors Röttger heeft in het tophandbal alles wel meegemaakt. Hij trainde de Arnhemse clubs Swift, AAC en het herenteam van Aalsmeer, maar werkte vooral in verschillende functies bij het Verbond in Oosterbeek. Tussen 2000 en 2003 als bondscoach van de mannen, vanaf 2004 bij de vrouwen waarmee hij in 2005 de vijfde plaats pakte op het WK in Sint Petersburg. Het was het absolute hoogtepunt als coach voor de geboren Achterhoeker. In de periode na het vertrek van Bert Bouwer, die bij de bond het fundament had gelegd met het project ‘Meiden met een Missie’, nam Röttger, met Monique Tijsterman als assisstent, het stokje over. 

Team bouwen
Lang bleef die prestatie in Rusland ongeëvenaard. Pas in 2015, Nederland verbaasde vriend en finale door op het WK de finale te bereiken, werd Sint Petersburg naar de achtergrond verdreven. ‘Mijn kracht ligt in het bouwen van team’, vertelt Röttger. ‘Bouwen doe je om de handbalwedstrijden heen. Voor mezelf was ik niet eens zo’n goede coach. Maar ik heb wel een beetje verstand van topsport.’

Tranen in Japan
De opmars van de unieke lichting, met speelsters als Polman, Groot, Abbingh, Van der Heijden en Snelder, leidde in december 2019 tot een historische gouden medaille. Röttger was erbij, als technische man en klankbord op de achtergrond van de bondscoach. ‘Een traan? Eentje misschien. Het was heel onwerkelijk, maar echt mooi dat het ons is gelukt. Het mooiste vind ik het voor die meiden die er altijd alles aan gedaan hebben. En toen ze daar in Japan stonden met goud, heb ik echt even moeten slikken.’ 

Röttger zegt nog overal de ambities te voelen om het huzarenstukje van Kumamoto nog eens te herhalen in de toekomst. ‘We blijven perfectioneren en willen weer wereldkampioen worden. Als het erop aankomt, kunnen wij als klein landje veel en staan we er. Dat zit in ons als Nederlanders.’

Gekste dingen
De scherpe randjes bij de algemeen directeur en voormalig bondscoach zijn er de afgelopen jaren wel afgegaan. Hoe anders was dat in zijn jonge jaren. ‘Impulsief, gedreven en emotioneel.’ Zo karakteriseert Röttger zichzelf tot ongeveer zijn 35e jaar. ‘Pas daarna kreeg ik mezelf wat meer onder controle. Wat zullen mensen om me gelachen hebben, want ik deed de gekste dingen. Als speler en later ook als coach was ik best onsportief. Ik knalde overal op los en pakte ook veel te veel rode kaarten. Soms schopte ik zomaar iemand omver. Mijn gedrevenheid was trouwens ook een genetische afwijking.’

Mooiste spelletje
Toen de Achterhoeker, hij woonde in Winterswijk, Lievelde en Lichtenvoorde, ging handballen had hij er in zijn jeugd al een paar jaar opzitten als voetballer. Eerst als keeper en later als speler. ‘Alles stond vaak stil in het veld’, merkte Röttger als klein ventje al op. ‘Toen ik ging handballen was ik direct verkocht. Bij die sport moet iedereen wel meedoen en kun je je niet verstoppen. Anders krijg je een probleem. Ik vind handbal nog altijd het mooiste spelletje ter wereld.’

Dominante leider
Het gezin Röttger verhuisde naar Arnhem. Daar speelde de huidig algemeen directeur van het Nederlands Handbal Verbond voor het gerenommeerde Swift en werd hij in 1972 ook Nederlands kampioen veldhandbal bij de junioren. ‘Sittardia was in die tijd de beste, Swift zat er net achter’, weet hij. Extreem getalenteerd was Röttger als handballer niet, hij moest het vooral hebben van hard werken. ‘Ik heb ongeveer drie jaar bij de eerste selectie gezeten, bij het tweede team was ik aanvoerder. Ik was altijd wel een leider en vrij dominant. Met trainer Ton van Linder (uit Baak, RvdM) kreeg ik bij Swift ruzie, maar we zijn later alsnog sportvrienden geworden.’ 

Hans van Noesel
Een veel hechtere band had Röttger bij Swift met Arnhemmer Hans van Noesel, de broer van de veel bekendere coach George van Noesel. ‘Hans was streng, stoer en opvoedkundig. Hij zorgde bij mij voor een extra thuis. Helaas leeft hij niet meer, maar Hans was één van mijn grootste voorbeelden. Hij maakte mijn jeugd tot iets goeds en kwam ook veel bij mijn ouders over de vloer. Heel breed hadden we het niet, maar dan was er wel een toernooi in Duitsland waar voor betaald moest worden. Hans regelde dan dat ik mee kon.’

Uit bed halen
Vijf pijlers zijn in de visie van Röttger cruciaal. Techniek, tactiek, fysiek maar ook mentaal en sociaal. Als bondscoach en clubtrainer stond hij erom bekend zijn spelers in het nachtelijk uur nog wel eens te verrassen. ‘Vroeger werd dat gewoon opgelegd. Je ging 60 kilometer lopen en ze zeiden niets. Moderne mentale training is meer vanuit het overleg. Ik heb het vaak gedaan, sporters ’s nachts wakker maken en dan bijvoorbeeld het bos in. Het is heel serieus en het kan ook echt pijn doen, mentaal dan. Je kunt veel middelen gebruiken, maar er zit altijd een idee achter.’

Kamp Vught
Zo nam Röttger de handbalsters in 2005 vlak voor twee belangrijke interlands tegen Spanje mee naar Kamp Vught. Hij vertelde ze over het concentratiekamp dat daar in de Tweede Wereldoorlog was gevestigd. ‘Een aantal liep huilend weg. Ik wilde ze laten inzien dat wat wij doen maar handbal is. Een beetje relativeren en druk weghalen.’ Nederland plaatste zich later voor het WK. 

Uitzending naar Sudan
Mentale weerbaarheid kweken bij topsporters leerde Röttger misschien wel bij het Ministerie van Defensie waar hij als sportofficier jaren voor werkte. Hij heeft die baan bijna altijd aangehouden naast het handbal. Bij Defensie was hij ook commandant in Sudan. In 2010 werd hij voor een half jaar uitgezonden naar het arme en snikhete land waar overleven voor miljoenen mensen een dagtaak is. ‘Bijzonder, zwaar en eenzaam’, vat hij die heftige periode samen. 

‘Ik zat er helemaal alleen in een containertje, zeven dagen per week en maanden achter elkaar’, vertelt Röttger. ‘Het enige wat ik er had staan was een foto van mijn gezin en een paar handbalfoto’s. Ik denk niet dat ik één nacht heb doorgeslapen. Ook qua voeding was het geen gezond leven, fruit en melk bijvoorbeeld waren niet voorhanden.’ 

Macht
‘De paar Nederlanders die er waren vond ik helemaal niet prettig en Engels werd bijna niet gesproken. In die tijd was Sudan ook één van de slechtste plekken om te zijn. Er werd veel gemoord. De meeste ongelukken gebeurden overigens in het verkeer, waar auto’s zo de rivier in reden. De gewone mensen zijn oké, maar geef ze macht en alles verandert. Ik heb ontzettend veel verdriet en pijn gezien, mensen hebben er echt helemaal niks. En binnen hun eigen cultuur, zoals bij de Dinka, vermoorden ze elkaar gewoon.’

Angst
Angst zegt hij tijdens zijn uitzending niet gekend te hebben. ‘Twee seconden ben ik echt bang geweest toen na een oproep over zeven vermoorde mensen uit de bossen ineens een groep gewapende militairen tevoorschijn kwam. Je wist nooit wie het waren. Het gebeurde vlak voor ik naar huis ging, misschien dat ik daardoor ook zo angstig was. Ik dacht het zal me toch in mijn laatste dagen niet overkomen. Toen heb ik een wapen op me gericht gehad. Ik ben stil gegaan en later kon ik doorlopen. Het liep gelukkig goed af.’

Weerstanden
Röttger zegt ‘gelukkig ook mooie en goede dingen’ gedaan te hebben in Sudan, maar voldoening heeft hij er nauwelijks uit kunnen halen. ‘Ik koos bewust voor de blauwe VN-missie om mensen te helpen. Dat is me niet voldoende gelukt vind ik. Ik werd teveel beperkt en liep vaak tegen weerstanden aan. Ik zoek dat soms ook op, want ik zeg wat ik ergens van vindt. Het maakt me niet uit wie ik tegenover me heb.’ 

Vuisten
Zo kwam Röttger eens in discussie met een Nederlandse staatssecretaris. Die gedroeg zich nogal ‘onhandig’ en toonde ‘geen enkele interesse naar de commandant.” toen hij met zijn helikopter landde. Röttger sprak de man erop aan. ‘Hij wilde de bevolking ook wel even vertellen hoe de problemen opgelost moesten worden en liet zijn vuisten zien als teken dat er niet gevochten moest worden. Dat viel helemaal verkeerd en dan zeg ik daar iets van. Die staatssecretaris schrok en bood excuses aan.’

Eerlijk en direct
Ook met een Nigeriaanse generaal ging Röttger eens de discussie aan. ‘Hij vroeg of er nog vragen waren. Ik zei ‘geen vragen, maar wel een opmerking’ en vertelde hem dat de situatie heel onveilig was. Maar als je je mening geeft, wordt dat niet geaccepteerd. Ik dacht nu krijg ik het vast te horen, maar de hoogste Afrikaanse generaal waardeerde juist dat ik zei wat ik vond. Ik kreeg juist waardering. Eerlijk zijn en direct is altijd mijn lijfspreuk geweest.’    

Honderden ballonnen
Zoals hij zijn eigenaardigheden en opvallende acties had in het handbal, zo kon hij ook in dienst van Defensie verrassende dingen doen. ‘Ik had honderden ballonnen meegenomen naar Sudan. Dan riep ik de kinderen bij elkaar, liet ze zien hoe ze er een knoop in moesten leggen en dan was er plezier. Of ik gaf ze voetbaltraining, met een echte bal. Dat hadden ze nog nooit gezien. Ik heb gehuild van plezier. Ik liet ook eens spelletjes, schriftjes en honderden ballen naar Afrika komen. De glimlach van een kind is dan onbetaalbaar.’