Bevestigingen en nieuwe inzichten door de verenigingsmonitor

Bevestigingen en nieuwe inzichten door de verenigingsmonitor

In de periode november en december zijn jullie uitgenodigd om deel te nemen aan de verenigingsmonitor. Al jullie input is geanalyseerd en wordt momenteel besproken tijdens de tweede ronde van de clusterbijeenkomsten. Dit leidt tot mooie gesprekken en discussies. Het geeft ons ook meer inzicht, waardoor er een beter begrip is over wat er speelt bij de verenigingen. Het is een eerste stap, een nulmeting, waarmee het bondskantoor de verenigingen op een laagdrempeligere manier kan benaderen met mogelijke kennis, interventies of programma’s. Wil je weten hoe het gaat in het land, lees dan verder. Hieronder gaan we in op verschillende onderdelen zoals ledencijfers, vrijwilligers en trainers. 

Ledencijfers
Het herstellen van corona lijkt langzaam te gebeuren. Er komt in verhouding een grotere instroom ten opzichte van vorig jaar en ook de uitstroom lijkt af te vlakken. In enkele delen van het land bestaat er een grotere impact op het ledenbestand dan in andere delen. Zo hebben Friesland en Zeeland hier (relatief) veel hinder van. Een groot deel van de verenigingen staat daar onder druk.  In andere regio’s staat de infrastructuur in verhouding minder onder druk. In sommige regio’s zoals bijvoorbeeld Leiden, Den Haag en omstreken, Noord Limburg, Salland en delen van Twente en Assen is er een duidelijke verandering te zien, waarbij de uitstroom flink daalt en de instroom stijgt.

Vrijwilligers
Bij een groot deel van de verenigingen wordt aangegeven dat er niet voldoende vrijwilligers zijn. De verenigingen in Zeeland hebben geen concrete plannen voor vrijwilligersbeleid en zijn niet op zoek naar vrijwilligers. Toch zouden ze er daar in de toekomst een aandachtspunt van willen en hier ondersteuning bij willen krijgen. In Zuid-Holland beschikt meer dan de helft van de verenigingen over meer vrijwilligers, hoewel het niet overloopt. Ook zijn zij meer bezig met het beleidsmatig werken aan het vrijwilligersbeleid. Toch bestaat ook bij deze verenigingen, net als bij meer dan de helft van Nederland een grote vraag naar het krijgen van professionele ondersteuning bij het begeleiden en het werven van vrijwilligers.

Wat opvalt, is dat ongeveer een kwart van de verenigingen in Nederland geen professionele ondersteuning bij het werven of behouden van vrijwilligers denkt nodig te hebben. Ook wanneer zij niet of net voldoende vrijwilligers hebben. Het maakt hierbij niet uit of het een vereniging is met veel of weinig leden. Wel maakt het uit of het bestuur de vereniging bestuurt, of dat zij ook uitvoerend zijn. Van de besturen die besturen, is het vrijwilligerstekort niet aanwezig. Bij andere verenigingen is er een tekort of net voldoende vrijwilligers.

Trainers
Ruim 56% van de verenigingen geven aan dat ze begeleiding op de vereniging hebben. De grotere (>200 leden) en middelgrote verenigingen (100-200 leden) hebben respectievelijk 70% en 60% begeleiding voor de verenigingen. Kleine verenigingen (>100 leden) hebben met 40% dit minder goed geborgd. Toch hebben kleine verenigingen significant minder problemen met tekorten van trainers ten opzicht van de middel en grote verenigingen.

Van meer dan de helft (57%) die aangeeft in principe voldoende vrijwilligers hebben voor de vereniging, zegt een derde dat ze geen urgente tekorten hebben. Van de verenigingen die aangeeft niet voldoende vrijwilligers te hebben is 20% voorzien van tenminste voldoende trainers.

Er is een duidelijk verschil tussen de verenigingen die niet bekend zijn met ondersteuningsmogelijkheden met sportservice of samenwerkingsverbanden. Zij hebben een significant groter tekort (±66%) aan trainers dan verenigingen die wél bekend zijn met de ondersteuningsmogelijkheden (43%).

Scheidsrechters
Net als bij de trainers zijn er hier dezelfde structuren te vinden. De begeleiding voor scheidsrechters is zelfs nog beter dan voor trainers. Waar meer dan 80% van de grote verenigingen en zelfs 85% van de middelgrote vereniging scheidsrechters begeleiden, lukt dit ruim 40% van de kleine verenigingen. Ook daar hebben de kleine verenigingen minder tekorten bij scheidsrechters.

Een relatief groot aantal verenigingen (81%) wijst als vereniging op scheidsrechtersopleidingen, maar dit leidt (nog) niet of onvoldoende tot het beperken van de tekorten.

Financieel
Verenigingen zijn en blijven over het algemeen financieel gezond. Echter denkt men wel in de komende jaren iets minder financieel gezond te zijn. Dit zijn geen zorgelijke verschuivingen en de oorzaak is vaak vanwege de verwachting/zorgen omtrent afbouwen van subsidies of stijgende kosten of huurprijzen. 78% vreest dat er in de komende jaren een toename is van deze stijgende kosten en huurprijzen.

In Noord-Holland, Noord-Brabant en Utrecht is de verwachting dat het aantal sponsors of de omvang van de sponsoring zorgen met zich mee gaat brengen de komende jaren.

Beleid
Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat er niet bijzonder veel beleidsplannen op papier staan bij de verenigingen. Gemiddeld heeft 15% van de verenigingen een beleidsplan, of werkt aan een beleidsplan op onderwerpen als leden, vrijwilligers, arbitrage, technisch, sponsor of financieel beleid. Echter zijn er onderlinge verschillen te vinden. Van de grote verenigingen heeft 60% relatief veel vaker beleidsplannen gemaakt of zijn ze hiermee aan de slag. Kleinere verenigingen hebben met 30% nagenoeg geen plannen ontwikkeld. De plannen die ontwikkeld worden, zijn dan voornamelijk gericht op financieel beleid, vrijwilligersbeleid of sponsorbeleid.

Wetgeving
Grotere verenigingen zijn naast beleidsplannen ook beter georganiseerd op de naleving van wetgeving zoals AVG, Veilig Sportklimaat of UBO/WBTR. Veilig Sportklimaat en de AVG is bijna bij elke grote vereniging geborgd, en UBO/WTBR is of wordt voor ruim 90% opgepakt. Bij kleinere verenigingen is ongeveer 80% bezig met een Veilig Sportklimaat en de AVG, maar net als de middelgrote verenigingen is met name de UBO een nog onbekend onderwerp binnen de vereniging. Een derde van de verenigingen is hier niet mee bezig of kent dit niet. Ook de WBTR wordt door soortgelijke cijfers wel of niet door de verenigingen opgepakt.

Overige benoemenswaardig onderwerpen

  • Verenigingen zijn zeer positief gestemd over de potentie van ledengroei in de komende jaren. Het zal grotendeels gelijk blijven of stijgen volgens 90% van de respondenten. Er zijn in de overige 10% geen bijzondere overeenkomsten op te merken.
  • Verenigingen vragen over het algemeen niet graag om ondersteuning, maar als ze dat wel doen, is dat op onderwerpen als begeleiding/ondersteuning voor vrijwilligers, werving van vrijwilligers, technisch kader of sponsoring. Op deze onderwerpen zou 40 tot 50% ondersteuning willen. Op onderwerpen die nu meer aandacht krijgen zoals samenwerkingen of contacten tussen organisaties of verenigingen, veilig sportklimaat of (nieuwe) doelgroepen of specifieke sportplannen, wensen verenigingen niet veel ondersteuning te hebben.

Concluderend
Een meerderheid van de verenigingen kan intern gericht genoemd worden. Zij zoeken niet snel naar externe ondersteuning. Dit leidt er toe dat zij niet snel verbindingen maken met professionele organisaties, zoals gemeenten of sportorganisaties. Ongeveer 75% van de bestuurders zijn daarbij vaak ook een uitvoerende kracht binnen de vereniging en komen daardoor niet altijd goed aan besturen toe. Een lange termijnvisie is daarnaast ook niet bij elke vereniging aan de orde, tenminste niet op papier. Daar waar het bestuur ook bestuurt, zijn deze plannen wel meer gedocumenteerd. Nieuwe wetgevingen zoals UBO en WBTR zijn nog niet overal goed geïmplementeerd of bekend, echter is er een grote meerderheid die de verschillende wetgevingen wel kent en deze implementeert of dit reeds gedaan heeft.

Er is over het algemeen in de verenigingen een gebrek aan vrijwilligers. Het lijkt dat vooral de verenigingen die minder tot besturen toekomen, meer worstelen met een tekort aan vrijwilligers. Er zijn vaak geen concrete plannen voor de werving en ondersteuning van vrijwilligers. Ondanks dat men wel aangeeft meer behoefte aan professionele ondersteuning nodig te hebben, zien de meeste verenigingen dat niet als noodzakelijk.

De begeleiding van trainers en scheidsrechters wordt meer bij grotere verenigingen opgepakt dan bij kleinere verenigingen. Echter zijn daarentegen de tekorten bij de kleinere verenigingen minder dan bij de middel en grote verenigingen.

Financieel denken verenigingen in de komende jaren wel iets achteruit te gaan, maar weinig verenigingen vermoeden dat het tot zorgelijke situaties leidt. Een belangrijk punt hierin blijven de potentiële stijgingen van algemene kosten en huurprijzen en het afnemen van sponsorinkomen. Desondanks waarderen verreweg de meeste verenigingen zichzelf minimaal als gezond.

Men verwacht daarnaast ook een gezonde toekomst wat betreft ledenaantallen die stabiel zijn of stijgen.